Het logo van de Messiaanse Sjoel bestaat uit een Menorah met daarin in het Hebreeuws het woord Jesjoea, en de tekst 'Het heil is uit de Joden'.

Messiaanse Sjoel

voor Joden en niet-Joden

hostgator coupon

Een avond in het lerncentrum van een Joodse Kille

Twee Joden over Jesjoea als Messias,,,,,

“JEZUS VAN NAZARETH DIE OP ZIJN MANIER ZIJN JOODSE VOLKSGENOTEN WAKKER SCHUDDE”

Op deze avond belichtte hij tevens de politieke en culturele en religieuze situatie in Israel rond de tijd dat Jezus leefde. Voor die informatie putte hij rijkelijk uit de Tanach (1ste Testament) en de BerietChadasja ( 2de Testament)
De toehoorders, die allen van Joodse afkomst waren, luisterden met verbazing naar dit verhaal.
De gebruikte naam voor hem die de lezing gaf is fictief: Dr. Ja’akov.
Verder bleek dat het meeste wat de toehoorders hoorden, hen niet of slechts ten dele bekend was.
De BerietChadasja was voor de meesten een onbekend gegeven. Als ze iets wisten over Jezus berustte dit op een negatief vooroordeel.
Nu volgt de gehouden lezing.

Jezus, een goede Jood die volkomen door zijn Joodse volkgenoten geaccepteerd werd

Ja’akov vertelde over Jezus als een eenvoudige timmermanszoon uit het huis van Davied (Mat.1:1; Hebr.1:1) die als Magied (rondreizend prediker) wonderen deed en claimde de beloofde Messias te zijn (Marc.12:35) waarvan Jesjajahoe (Jes.) gesproken had (Jes.11:10). Hij zou de “blinkende morgenster” zijn uit het huis van Davied (Openb.22:16). Kortom: Hij zou de Messias Ben-Davied zijn waar Israël op wachtte. Hij had veel aanhang onder het gewone volk. Beide ouders van Jezus kwamen aantoonbaar uit de stam van Jehoeda.(Luk.2:4,6; 3:23,31).

Hoewel de familie feitelijk in Nazareth woonde werd Jezus toch geboren in Beth-Lechem (Bethlehem). Dat gegeven zou zijn profetische claim als Messias bevestigen (Micha 5:1; Mat.2:1-6; Joh.7:42). Terwijl hij rondtrok bezocht Jezus vele synagogen in Israël (Mat.13:54; Marc.1:21,23;3:1; 6:2; Luk.13:10; Joh.6:59; 18:20) en kreeg hij altijd als geëerde gast de gelegenheid om de Drasja (korte preek) te doen en mensen te leren.

Vaak sprak hij ook buiten in de natuur tot grote groepen mensen en zijn beroemde bergrede (Mat.5:1-7:28) wordt ook vandaag nog erkend als een hoogstaande literaire boodschap.
Jezus had een duidelijke eigen visie en boodschap en hij kreeg veel aanhang onder het gewone volk. Elk verwijt dat Jezus een “sekte” zou zijn begonnen was volgens dr. Ja’akov onterecht want Jezus had als Jood het volste recht op een eigen visie en boodschap net als de Essenen, de Zeloten en vele andere stromingen in zijn dagen (Hand.5:34, 38-40).
Zijn activiteiten en gedachten waren legitiem en door-en-door Joods.

Hoewel Jezus uiteindelijk als misdadiger werd gedood aan de paal, werd hij toch eervol begraven in het nieuwe graf van de Tsadiek (Rechtvaardige) Joseef van Ramatajiem, die tevens lid van het Sanhedrin (Hoogste Joodse Raad), maar die het niet eens was met de motieven en daden van het Sanhedrin (Luk.23:50-55).
Voor zijn begrafenis werd Jezus echter ook nog gebalsemd met specerijen van een andere Tora (wet) geleerde uit het Sanhedrin, n.l. Nicodemus (Joh.3:1; 19:39,40).
Dat gegeven maakte dat Jezus volgens de profetie van Jesjajahoe (Jes.) eigenlijk in het graf van een goddeloze zou moeten komen, maar toch bij de rijken zou zijn in zijn dood (Jes.53:9).
Als Jood vroeg dr. Ja’akov zich persoonlijk af: “Is dit toeval of zit er soms meer achter? Wat zou ik gedaan hebben als ik geleefd had in de tijd van Jezus?”

Voor enkele van de toehoorders was de informatie dat Jezus geen “Goi” (niet-Jood) was, maar een goede Jood uit het huis van Davied echt nieuws. Het feit dat hij bovendien integer en legitiem bezig was als Jood maakte het voor hen onmogelijk om hem weg te wuiven als een onbeduidende “Goi”.

Jezus claimde openlijk dat hij de beloofde Messias en Zoon van G’d zou zijn

Dr. Ja’akov zei gewetensvol om te gaan met de beschikbare historische informatie over Jezus en dus ook met de Beriet Chadasja (2de Testament). Daaruit puttend werd dr. Ja’akov als Jood ongewild steeds weer geconfronteerd met de stevige Messiaanse aanspraken van Jezus.

  • Als Jezus bijvoorbeeld zei: “Ik ben niet gekomen om de Tora (Wet) en de profeten te ontbinden” (Mat.5:17-19) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Wie ben je dan wel dat je die goddelijke Tora zou mogen of kunnen ontbinden?”
  • Als Jezus bijvoorbeeld zei: “Indien jullie Mosjee (Mozes) geloofden, zouden jullie ook mij geloven, want hij heeft van mij geschreven” (Joh.5:46) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Wie ben je dan wel dat onze grootste profeet Mosjee van jou zou weten?”
  • Als Jezus als 12-jarige jongen de torageleerden (wetgeleerden) van toen al verbaasde door zijn wijsheid (Luk.2:47) en op het verwijt van zijn ongeruste ouders over zijn verblijf in de Tempel zonder hun medeweten (Luk.2:48) antwoordde: “Wisten jullie niet dat ik bezig moet zijn met de dingen van mijn vader?” stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Wie ben je dan wel knul?”
  • Als Jezus later in dezelfde tempel leerde: “Ik ben niet van mijzelf gekomen, maar er is een waarachtige, die mij gezonden heeft. Ik ken hem, want ik kom van hem en Hij heeft mij gezonden. (Joh.7:28,29; 8:42) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Wie ben je dan wel?”
  • Als Jezus van zichzelf zei: “Meer dan de tempel en meer dan Jona is hier” (Mat.12:6,41) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Dat is nogal een aanmatiging, Wie ben je dan wel?”
  • Als Jezus zei: “Ik ben de goede herder en ik ken de mijnen en de mijnen kennen mij, zoals mij de Vader kent en ik de Vader ken…..en ik geef hen eeuwig leven en zij zullen niet verloren gaan in eeuwigheid. Want wat mijn Vader mij gegeven heeft, kan niemand uit mijn hand roven. De Vader en ik zijn een” (Joh.10:15, 28-30) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Ga je nu niet te ver? Heb je dan geen respect voor de G’d van Israël?”
  • Als Jezus zichzelf “Zoon des Mensen” en “Heer over de sjabbat” noemde (Mat.12:18) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Mag en kun je zoiets wel zeggen als Jood?”
  • Als Jezus bijvoorbeeld zei: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij u kennen, de enige waarachtige G’d en Jezus, de Messias die u gezonden hebt” (Joh.17:3; Luk.4:16-22) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Wie ben je dan wel? Is dit geen godslastering?”
  • Als Jezus bijvoorbeeld sprak: “Vader, verheerlijk Gij mij met de heerlijkheid die ik bij U had eer de wereld was” (Joh.17:5) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Je bent toch ook maar een mens? Wie ben je dan wel?”
  • Als Jezus van zichzelf zei dat hij:”Als de Zoon des Mensen op de wolken des hemels terug zou keren met grote macht en majesteit… om zijn uitverkorenen te verzamelen” (Mat.24:30,31) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag:” Is dat niet de zaak van de Messias Ben-Davied? Wie ben je dan wel?”
  • Als Jezus van zichzelf zei: “Zoals de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven wie hij wil. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het hele oordeel aan de Zoon gegeven opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die hem gezonden heeft” (Joh.5:21-23) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Dat is een stevige uitspraak. Wie ben je dan wel?”
  • Als Jezus van zichzelf zegt: “Dat de Zoon des Mensen zou komen om doden en levenden te oordelen (Joh.5:22; 8:16) en dat hij daartoe zou terugkomen met grote macht en majesteit” (Mat.24:30) stelde dr. Ja’akov als Jood de vraag: “Kun en mag je zoiets wel zeggen? Ga je niet te ver?”

Na het horen van al deze feiten aangaande Jezus’ taak als Messias zag ik de mensen elkaar vragend en verwonderd aankijken. Wat te doen met deze nieuwe informatie? Zou hij dan toch de beloofde Messias zijn?
Zij vroegen het dr. Ja’akov op de man af en die antwoordde een beetje ongelukkig dat hij het als Jood ook niet wist. Dit was de informatie en dit gaf hij gewetensvol door. Het pasklare antwoord kon hij zijn toehoorders niet geven. Het was blijkbaar een zaak waar ieder mens persoonlijk op moest antwoorden.

Jezus was als Messias integer en geloofwaardig

Volgens dr. Ja’akov waren er meerdere redenen waarom Jezus geloofwaardig was:

In de dagen van Jezus was de tijd blijkbaar rijp voor de Messias (Gal.4:2; Dan.9: 24-27).

Er waren toen meerdere figuren die allen claimden de beloofde Messias te zijn. Zo was daar de Egyptenaar (Hand. 21:38), een zekere Teudas (Hand.5:36), een zekere Jehoeda, de Gallileër (Hand.5:37) en natuurlijk Bar-Abbas (Mat.27:20,21).

In tegenstelling tot al die zogenaamde Messiasfiguren koesterde Jezus absoluut geen wereldse of politieke aspiraties (Joh.18:36; Mat.22:17). Daardoor was hij ook geen bedreiging voor de Romeinse machthebbers.

Jezus kwam altijd op voor het onderdrukte en uitgebuite volk, doordat hij openlijk zoals de profeten de geldzucht en de machtshonger van de geestelijke leiders veroordeelde (Jes.22:29; 30:12; Amos 6:13; Mat.23:4,14).

Horende van Jezus’ geloofwaardigheid en integriteit als Messias keken de mensen elkaar onzeker aan en werden ze erg onrustig. Ze konden Jezus niet meer simpel wegwuiven als een onbetekenende “goi” of een ontaarde Jood. Zou hij dan toch de beloofde Messias van de Tanach zijn?

Jezus stierf voor de zonden van de wereld

Lezende in de BerietChadasja had dr. Ja’akov zich zeer verwonderd over één speciaal aspect van Jezus’ leven en werk. Jezus zou namelijk gestorven zijn voor de zonden van de mensheid.
Als dat echt waar zou zijn zou dat overeenstemmen met de woorden van de profeet Jesjajahoe: “Om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld, de straf die ons de vrede aanbrengt was op hem…. De Eeuwige heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen… Om de overtredingen van mijn volk is de plaag op hem geweest” (Jes.53:5,6,8).

Als Jezus echt gestorven zou zijn voor de zonden van anderen zou dat overeenkomen met de woorden van de profeet Daniël: “Om de overtredingen te voleindigen, zonde af te sluiten, ongerechtigheid te verzoenen, eeuwige gerechtigheid te brengen en…iets allerheiligst te zalven… Een Gezalfde (Messias) zou worden uitgeroeid terwijl er niets tegen hem is” (Dan.9:24-26).

Jezus had van zichzelf gezegd: “Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen. Ik zet mijn leven in voor mijn schapen” (Joh.10: 11,16)”, “Zie, de ure is gekomen en de Zoon des Mensen wordt overgeleverd in handen van zondaren” (Mat.26: 45), “Dit alles is geschied opdat de schriften der profeten in vervulling gaan” (Mat.26:56).

Zelfs de Hogepriester (Kajafas) zou gezegd hebben: “Het is in uw belang dat één man sterft voor het volk en niet het hele volk verloren gaat”, waarmee hij onwetend profeteerde dat Jezus zou sterven voor het volk (Joh.11:50,51).

En de Farizeeër Sjaoel (Paulus) schreef later hierover: “Zo zal de Messias, nadat hij zich eens geofferd heeft om veler zonden op zich te nemen, ten tweede male zonder zonden aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten… Deze is, na één offer voor de zonde gebracht te hebben voor altijd gezeten aan de rechterhand van G’d… want door één offer heeft hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden” (Hebr.9:28; 10:12-14).

Nadat dr. Ja’akov deze feiten over het verzoenend sterven van Jezus had toegelicht uit de BrietChadasja nam de ontreddering onder de toehoorders zichtbaar toe.
Hun vragen en argumenten werden steeds heftiger en emotioneler. Weer vroegen ze dr. Ja’akov om het verlossende Joodse antwoord. Maar dat kon hij ze ook nu niet geven. Hun vragen waren zijn vragen. Intussen had hij zich, wetenschappelijk, aan de feiten gehouden.

Onmachtig om die nieuwe onwelkome informatie een plek te geven en duidelijk geëmotioneerd wilde men alles van de hand wijzen als: Typisch Christelijke verhalen die achteraf geschreven waren door gojim. Zo kon je natuurlijk alles kloppend krijgen.
Dr. Ja’akov reageerde daarop door te zeggen dat zo’n antwoord niet eerlijk en te simpel zou zijn.
De BerietChadasja was (net als de Tanach, Talmoed en Halacha) uitsluitend geschreven door integere Joodse mannen. Dit 2e Testament was (net als de Tanach, Talmoed en Halacha) ook achteraf geschreven en dus net zo betrouwbaar.

De Tanach en de BerietChadasja vormen samen de betrouwbare basis voor het historische verslag over Jezus van Nazareth en daar zullen we het mee moeten doen. Ook in wetenschappelijk inzicht kon hij er (als Jood) niet omheen.

Dr. Ja’akov rondde zijn betoog af door zijn toehoorders te vragen: “Wat zou u met die Jezus gedaan hebben als u toen geleefd had?” En toen viel een onmachtige stilte……..

Mijn kans om te getuigen

Het was in die stilte dat ik meende iets te moeten zeggen. Biddend om wijsheid en leiding vroeg ik het woord en omdat ik tot dat moment zwijgend had geluisterd en ook recht van spreken had kreeg ik de ruimte iets te vragen of te zeggen.

Als eerste wees ik de anderen erop dat de naam “Christenen”een Griekse naam was, en die pas veel later door buitenstaanders aan de talmidiem (leerlingen) gegeven werd. Jesjoea had volgens mij nooit de intentie om de eerste Christen te worden of een nieuwe beweging te beginnen.

Vervolgens mocht ik de mensen er op wijzen dat ook de naam Jezus een Griekse naam was, afgeleid van de Griekse naam “Ysou”. Het was volgens mij hoogst onwaarschijnlijk dat een goede Tora-getrouwe Jood uit het huis van Davied in Israël zou zijn aangesproken met deze Griekse naam.
Zijn Hebreeuwse naam was volgens mij Jehosjoea (Jozua) of Jesjoea (JHWH redt) en die paste veel beter bij deze rondreizende en wonderdoende magied.

Tijdens lessen van een Joodse basiscursus heb ik een rabbijn horen vertellen dat de naam van Jezus al in de eerste sidoeriem (gebedenboeken) vermeld wordt als Jesjoea haMassiach.
Veel later, in de tijd van de inquisitie, gebeurde het echter wel eens dat Joden bij het horen van die naam spontaan op de grond spuwden om hun afkeer uit te drukken.
Dat werd dan echter door de Joodse spionnen van de Rooms-Katholieke kerk doorverteld en daarna kreeg de leiding van de synagoge weer problemen met de katholieke machthebbers.
Om dat te voorkomen werd in onderling overleg besloten om de tekst in de sidoeriem te wijzigen en de naam van de Messias “Jesjoea” te verdoezelen. Zo werd de mogelijke Messias een naamloze onbekende voor Israël.
Toch is het vandaag nog mogelijk om (wetend van deze historische achtergrond) de naam van Jesjoea haMassiach terug te vinden in de siddoer.
Zo staat in de siddoer die gebruikt wordt in Liberaal-Joodse gemeenten op blz. 344: “Melech memit oemchaje oematsmiach Jesjoea” (Koning die dood en leven geeft en die redding doet komen).

Exact dezelfde tekstverwijzing vinden wij ook in de sidoer van de Portugees-Israëlitische Gemeente in Amsterdam op blz. 140 en 161. Daar staat hetzelfde gebed in dezelfde bewoordingen.
Ooit stond er echter in de oorspronkelijke tekst: “…en die de Redder / Verlosser Jesjoea doet komen”.

Omdat ik mij scherp bewust was van het feit dat deze vragen rond Jesjoea van Nazareth heel gevoelig lagen en liggen en ik wist dat dit geen zaak van cognitieve intelligentie was (1Kor.2:14) maar van de Roeach haKodesj (1Kor.12:3) legde ik de anderen de vraag voor die Jesjoea zelf had gesteld aan de Farizeeën in zijn dagen: “Wat vindt u van Jesjoea de Messias?” (Mat.22:42).
Die vraag lijkt mij vandaag nog net zo actueel en ieder van ons zal daar zelf mee moeten dealen.
Dit is geen zaak van intelligentie maar van het geweten.

Na een stilte die op nadenken wees zei een van de aanwezigen: “Kan het misschien zo zijn dat het probleem niet ligt in de aangereikte feiten, maar in onze manier van ontvangst?”
En daarna werd het opnieuw stil…..

Dr. Ja’akov bedankte een ieder voor hun aanwezigheid en inbreng en vertrok.

Ik zelf vertrok iets later en liet de anderen achter met hun open vragen.
De juiste boodschap was gebracht en de juiste vragen waren gesteld.

(Wilt u dit artikel uitprinten dan kunt u het hier ook in PDF formaat downloaden.)

Locatie

Gebouw De Fontein,
Twijnerstraat 6
7621 TK Borne.

Klik op het icoontje om direct uw navigatie te starten in Google Maps:
Open Google Maps

Wat gebeurt er in Sjoel?

Klik op de brochure om deze te bekijken en eventueel uit te printen.

Copyright © 2024 Messiaanse Sjoel voor Joden en niet-Joden